Home

Uitvoeringswet Betekeningsverordening

Geldig vanaf 1 mei 2023
Geldig vanaf 1 mei 2023

Uitvoeringswet Betekeningsverordening

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-05-2023]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is voorzieningen te treffen ter uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (PbEG L 160/37);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  1. verordening: verordening (EU) nr. 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (herschikking) (PbEU 2020, L 405/40);

  2. verzendende instanties: verzendende instanties als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening;

  3. ontvangende instanties: ontvangende instanties als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de verordening.

Artikel 2

1.

Als verzendende instanties worden voor Nederland aangewezen de gerechtsdeurwaarders.

2.

Als ontvangende instanties worden aangewezen de gerechtsdeurwaarders.

3.

Ten aanzien van de kennisgeving en betekening van gerechtelijke stukken door een gerecht of de griffier van een gerecht worden mede als verzendende instantie aangewezen de gerechten.

4.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor een verzending als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de verordening.

Artikel 3

1.

Als centraal orgaan als bedoeld in artikel 4 van de verordening wordt voor Nederland aangewezen de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders.

2.

Onze Minister voor Rechtsbescherming kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop het centraal orgaan de taken, bedoeld in artikel 4 van de verordening, uitvoert.

Artikel 4

Artikel 4a

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13