Home

Besluit griffierechten burgerlijke zaken

Geldig van 1 november 2010 tot 1 januari 2025
Geldig van 1 november 2010 tot 1 januari 2025

Besluit griffierechten burgerlijke zaken

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-11-2010 tot 01-01-2025]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 30 juni 2010, nr. 5658605/10/6;

Gelet op de artikelen 21, tweede lid, en 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en 597, eerste lid, en 838, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 14 juli 2010, nr. W03.10.0271/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 20 oktober 2010, nr. 5672492/10/6;

Hebben goed gevonden en verstaan:

Artikel 1

Met betrekking tot de griffierechten, verschuldigd voor de verstrekking van afschriften van en uittreksels uit vonnissen, arresten en beschikkingen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en van afschriften van en uittreksels uit registers of andere stukken als bedoeld in artikel 838 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onder welke benaming ook en al of niet voor afschrift of uittreksel getekend, is artikel 12, derde tot en met vijfde lid, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

1.

De bedragen die wegens werkzaamheden, tijdverzuim en daarmede verband houdende noodzakelijke kosten, en wegens reis- en verblijfkosten toekomen aan de personen, bedoeld in artikel 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, worden berekend overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 9, 11 en 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003.

2.

Van de in het eerste lid van toepassing verklaarde artikelen kan worden afgeweken bij de berekening van de in dat lid bedoelde bedragen die toekomen aan de in dat lid bedoelde personen voor zover dit in verband met hun verblijf in het buitenland noodzakelijk is.

Artikel 3

1.

Het tarief voor het onderhoud van de schuldenaar, bedoeld in artikel 597, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bedraagt € 11,30 per dag of gedeelte daarvan. Indien het inkomen of vermogen van de schuldeiser niet meer bedraagt dan de bedragen, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand, stelt de directeur van het huis van bewaring dit tarief vast overeenkomstig het tweede lid.

2.

De schuldeiser wiens inkomen blijkens een door deze over te leggen verklaring van de raad bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet op de rechtsbijstand niet meer bedraagt dan is bepaald in:

  1. artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder a, is vrijgesteld van betaling;

  2. artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder b, is gehouden tot betaling van een vierde gedeelte;

  3. artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder c, is gehouden tot betaling van de helft;

  4. artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder d en e, is gehouden tot betaling van drie vierde gedeelte.

3.

Het tweede lid, laat onverlet de bevoegdheid van Onze Minister van Justitie om in bijzondere gevallen gehele of gedeeltelijke vrijstelling te verlenen van de vergoeding van de kosten van onderhoud van de schuldenaar door de schuldeiser.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13