Home

Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en kinderen 1–12 jaar

Geldig vanaf 1 februari 2024
Geldig vanaf 1 februari 2024

Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en kinderen 1–12 jaar

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-02-2024]

Aanhef

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  1. beoordelingscommissie: de in artikel 2 genoemde commissie;

  2. late zwangerschapsafbreking: behandeling gericht op het afbreken van een zwangerschap na 24 weken met als beoogd gevolg het overlijden van de ongeboren vrucht, omdat bij de ongeborene sprake is van een aandoening of een combinatie van aandoeningen die van zodanige aard is of zijn dat na de geboorte zou worden afgezien van een medische behandeling;

  3. pasgeborene: een kind dat de leeftijd van één jaar nog niet heeft bereikt;

  4. kind: kind dat de leeftijd van één jaar heeft bereikt, maar de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt;

  5. ouders: ouder of ouders die het ouderlijk gezag uitoefenen over dan wel de voogd of voogden van de ongeborene, de pasgeborene of het kind;

  6. levensbeëindiging: het toedienen van farmaca met als doel het leven van een pasgeborene of een kind te beëindigen omdat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden;

  7. arts: de arts die de verrichting heeft gedaan die heeft geleid tot late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene of een kind;

  8. inspectie: Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

  9. college: College van procureurs-generaal;

  10. de Ministers: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 2

Er is een beoordelingscommissie die tot taak heeft:

  1. het beoordelen van de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene heeft uitgevoerd, en het ter kennis brengen van haar oordeel aan het college en, indien het oordeel luidt dat onzorgvuldig is gehandeld, aan het college en aan de inspectie;

  2. het op verzoek van het College beoordelen van de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een levensbeëindiging bij een kind heeft uitgevoerd, en het ter kennis brengen van haar oordeel aan het College en, indien het oordeel luidt dat onzorgvuldig is gehandeld, aan het College en de inspectie.

Artikel 3

1.

De beoordelingscommissie bestaat uit vier artsen, afkomstig uit ter zake doende disciplines, één strafrechtjurist, tevens voorzitter en één deskundige inzake ethische of zingevingvraagstukken. Van de beoordelingscommissie maken tevens deel uit de plaatsvervangende leden van elk van de in de eerste volzin bedoelde leden.

2.

De voorzitter, de andere leden en de plaatsvervangende leden worden door de Ministers benoemd voor de tijd van vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal plaatsvinden voor de tijd van vier jaar.

3.

De voorzitter, de andere leden en de plaatsvervangende leden kunnen door de Ministers worden ontslagen op eigen verzoek en wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

4.

De beoordelingscommissie heeft een secretaris en een of meer plaatsvervangend secretarissen, allen rechtsgeleerden, die door de Ministers worden aangewezen. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris of plaatsvervangend secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11