Home

Verordening (EG) Nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)

Geldig vanaf 2 februari 2020
Geldig vanaf 2 februari 2020

Verordening (EG) Nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 02-02-2020]

Aanhef

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a) en b), ii),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1)

    Overeenkomstig artikel 61 van het Verdrag dient de totstandkoming van een gebied waarbinnen personen zich vrijelijk kunnen bewegen vergezeld te gaan van maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie.

  • (2)

    Krachtens artikel 62, punt 2, van het Verdrag worden maatregelen inzake het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten houdende voorschriften inzake visa voor voorgenomen verblijven van ten hoogste drie maanden, met inbegrip van de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa door de lidstaten, vastgesteld.

  • (3)

    Met betrekking tot het visumbeleid is de totstandbrenging van een “gemeenschappelijk wetgevingsinstrumentarium”, met name door de consolidering en ontwikkeling van het acquis (de relevante bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 19853 en de Gemeenschappelijke Visuminstructies4 één van de wezenlijke onderdelen van een “verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving en van de uitvoeringspraktijken van de plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen, als onderdeel van een gelaagd systeem dat erop is gericht legaal reizen te bevorderen en illegale immigratie te bestrijden”, als omschreven in het Haags Programma: versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie5.

  • (4)

    Met betrekking tot visa dienen de lidstaten aanwezig of vertegenwoordigd te zijn in alle derde landen waarvan de ingezetenen visumplichtig zijn. Lidstaten die in een derde land of een bepaald gedeelte van een derde land geen eigen consulaat hebben, dienen ernaar te streven om vertegenwoordigingsregelingen te sluiten teneinde te voorkomen dat het de visumaanvragers onevenredige moeite vergt om toegang tot een consulaat te krijgen.

  • (5)

    Voor de doorreis via internationale zones op luchthavens dienen voorschriften te worden opgesteld om illegale immigratie te bestrijden. Derhalve dienen onderdanen van op een gemeenschappelijke lijst vermelde derde landen in het bezit te zijn van een luchthaventransitvisum. In urgente gevallen van massale toestroom van illegale immigranten moet de lidstaten bovendien worden toegestaan om een dergelijk vereiste op te leggen aan onderdanen van niet op de gemeenschappelijke lijst vermelde derde landen. De individuele besluiten van de lidstaten dienen jaarlijks te worden geëvalueerd.

  • (6)

    In de regelingen voor de ontvangst van aanvragers dient voldoende rekening te worden gehouden met de menselijke waardigheid. Visumaanvragen dienen professioneel en met respect te worden behandeld, naar evenredigheid van de nagestreefde doelen.

  • (7)

    De lidstaten dienen te waarborgen dat de dienstverlening aan het publiek van een hoge kwaliteit is en dat daarbij goede bestuurlijke werkwijzen worden toegepast. Zij dienen voldoende en goed opgeleide medewerkers alsmede voldoende middelen beschikbaar te stellen teneinde de visumaanvraagprocedure zoveel mogelijk te vergemakkelijken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het éénloketprincipe op alle aanvragers wordt toegepast.

  • (8)

    Mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dienen meervoudige inreisvisa te worden afgegeven teneinde de administratieve lasten van de consulaten van de lidstaten te verminderen en ervoor te zorgen dat frequente en regelmatige reizigers vlot kunnen reizen. Voor aanvragers van wie de consulaten weten dat zij integer en betrouwbaar zijn, dient waar mogelijk in een vereenvoudigde procedure te worden voorzien.

  • (9)

    Met het oog op de registratie van biometrische kenmerken in het Visuminformatiesysteem (VIS), zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening)6, dient de persoonlijke verschijning van de aanvrager — in elk geval voor de eerste aanvraag — een van de basisvoorwaarden te zijn voor de aanvraag van een visum.

  • (10)

    Om de visumaanvraagprocedure voor een eventuele volgende aanvraag te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn vingerafdrukken uit de eerste vermelding in het VIS binnen een termijn van 59 maanden te kopiëren. Na afloop van deze termijn moeten de vingerafdrukken opnieuw worden genomen.

  • (11)

    Elk document, gegeven of biometrisch kenmerk dat in de loop van een visumaanvraagprocedure door een lidstaat wordt ontvangen, wordt als consulair document in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen beschouwd en wordt op passende wijze behandeld.

  • (12)

    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens7is ten aanzien van de lidstaten van toepassing wat de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening betreft.

  • (13)

    Teneinde de procedure te vergemakkelijken, dienen verscheidene samenwerkingsvormen zoals beperkte vertegenwoordiging, co-locatie, gemeenschappelijke aanvraagcentra, beroep op honorair consuls en samenwerking met externe dienstverleners in overweging te worden genomen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG. De lidstaten moeten, overeenkomstig de voorwaarden die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld, bepalen van welke organisatiestructuur zij in elk derde land gebruik zullen maken.

  • (14)

    Er moeten regelingen worden getroffen voor situaties waarin een lidstaat voor het in ontvangst nemen van aanvragen besluit met een externe dienstverlener samen te werken. Hiertoe kan worden besloten indien samenwerking met andere lidstaten in de vorm van vertegenwoordiging, beperkte vertegenwoordiging, gedeelde colocatie of een gemeenschappelijk aanvraagcentrum wegens bijzondere omstandigheden of om redenen die verband houden met de plaatselijke situatie niet aangewezen blijkt voor de betrokken lidstaat. Bij de vaststelling van dergelijke regelingen moeten de algemene beginselen voor de afgifte van visa worden nageleefd, met inachtneming van de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG. Bij het vaststellen en uitvoeren van dergelijke regelingen moet er tevens rekening mee worden gehouden dat “visumshopping” moet worden voorkomen.

  • (15)

    Lidstaten die tot samenwerking met een externe dienstverlener besluiten, moeten voor alle aanvragers de mogelijkheid behouden hun aanvraag rechtstreeks bij hun diplomatieke missies of consulaire posten in te dienen.

  • (16)

    De samenwerking van de lidstaten met externe dienstverleners moet worden geregeld in een rechtsinstrument dat bepalingen bevat betreffende hun precieze verantwoordelijkheden, de rechtstreekse en volledige toegang tot hun gebouwen, voorlichting aan de aanvragers, vertrouwelijkheid en de desbetreffende omstandigheden, voorwaarden en procedures voor de opschorting of beëindiging van de samenwerking.

  • (17)

    Door de lidstaten toe te staan met een externe dienstverlener samen te werken voor het inontvangstnemen van aanvragen en het instellen van het éénloketprincipe voor de indiening van aanvragen, schept deze verordening een afwijking van de algemene regel van de verschijning in persoon van de aanvrager bij een diplomatieke of consulaire post. Dit laat de mogelijkheid om de aanvrager op te roepen voor een persoonlijk gesprek onverlet.

  • (18)

    Plaatselijke Schengensamenwerking is van wezenlijk belang voor de geharmoniseerde toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid en voor een goede beoordeling van migratie- en/of veiligheidsrisico’s. Vanwege de verschillen in plaatselijke omstandigheden dient de operationele toepassing van specifieke wettelijke bepalingen te worden beoordeeld door de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten per afzonderlijke locatie teneinde voor een geharmoniseerde toepassing van de wettelijke bepalingen te zorgen en “visumshoppen” en ongelijke behandeling van visumaanvragers te voorkomen.

  • (19)

    Statistische gegevens zijn een belangrijk middel voor het bewaken van migratiebewegingen en kunnen als doelmatig beheersinstrument worden gebruikt. Derhalve dienen deze gegevens geregeld te worden verzameld volgens een gemeenschappelijk model.

  • (20)

    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden8.

  • (21)

    In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven wijzigingen in de bijlagen bij de verordening aan te nemen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft, tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EEG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

  • (22)

    Om de geharmoniseerde toepassing van deze verordening op uitvoerend niveau te waarborgen, dienen aanwijzingen te worden opgesteld met betrekking tot de werkwijzen en procedures die door de lidstaten moeten worden toegepast bij de behandeling van visumaanvragen.

  • (23)

    Er moet een gemeenschappelijke Schengenvisuminternetsite worden opgericht teneinde de zichtbaarheid van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren en een uniform beeld ervan te scheppen. Deze site zal dienen als middel om het publiek alle relevante informatie te verstrekken met betrekking tot het aanvragen van visa.

  • (24)

    Er moeten passende maatregelen worden getroffen voor het toezicht op en de evaluatie van deze verordening.

  • (25)

    De VIS-verordening en Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)9 moeten worden gewijzigd teneinde met de bepalingen van deze verordening rekening te houden.

  • (26)

    In bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen, gericht op vereenvoudiging van de behandeling van aanvragen voor visa kan van de bepalingen van deze verordening worden afgeweken.

  • (27)

    Wanneer een lidstaat gastland is voor de Olympische en Paralympische Spelen dient een bijzondere regeling te gelden om de afgifte van visa aan de leden van de Olympische familie te vereenvoudigen.

  • (28)

    Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van de procedure en de voorwaarden voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

  • (29)

    Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name werden erkend in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

  • (30)

    De voorwaarden voor binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten of voor visumafgifte doen geen afbreuk aan de huidige regels inzake de erkenning van de geldigheid van reisdocumenten.

  • (31)

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemd protocol, binnen een termijn van zes maanden na de datum van aanneming van deze verordening, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

  • (32)

    Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis10, die vallen onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad11 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

  • (33)

    Er dient een regeling te worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden van comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken in het kader van deze verordening. Een dergelijke regeling is besproken in de briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen over de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken12die aan bovengenoemde overeenkomst is gehecht. De Commissie heeft bij de Raad een ontwerp ingediend van een aanbeveling met het oog op de onderhandelingen over deze regeling.

  • (34)

    Voor Zwitserland vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis13 , die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG14 van de Raad betreffende de ondertekening van die overeenkomst.

  • (35)

    Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van de Besluit 2008/261/EG15 van de Raad betreffende de ondertekening van dat protocol.

  • (36)

    Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis16. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat.

  • (37)

    Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis17. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

  • (38)

    Deze verordening, met uitzondering van artikel 3, bevat bepalingen die voortbouwen op het Schengenacquis of daaraan anderszins zijn gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Doelstelling en werkingssfeer

1.

In deze verordening worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

2.

Deze verordening is van toepassing op onderdanen van derde landen die bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit dienen te zijn van een visum op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 [Verordening (EU) 2018/1806] van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld18, zulks onverminderd:

  1. de rechten van vrij verkeer die worden genoten door onderdanen van derde landen die gezinsleden van burgers van de Unie zijn;

  2. de gelijkwaardige rechten die worden genoten door onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die krachtens overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en deze derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan de rechten van burgers van de Unie en hun gezinsleden.

3.

In deze verordening wordt tevens de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit dienen te zijn van een luchthaventransitvisum, als uitzondering op het beginsel van vrije doorreis als omschreven in bijlage 9 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart, en worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van lidstaten.

4.

Bij de toepassing van deze verordening handelen de lidstaten met volledige inachtneming van het Unierecht, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In overeenstemming met de algemene beginselen van het Unierecht worden beslissingen over aanvragen die overeenkomstig deze verordening worden genomen, op individuele basis genomen.

Artikel 2. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag;

  2. “visum”: een door een lidstaat afgegeven machtiging tot:

    1. een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, of

    2. doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van de lidstaten;

  3. “eenvormig visum”: een visum dat geldig is voor het gehele grondgebied van de lidstaten;

  4. “visum met territoriaal beperkte geldigheid”: een visum dat geldig is voor het grondgebied van een of meer lidstaten, maar niet van alle lidstaten;

  5. “luchthaventransitvisum”: een visum dat geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een of meer luchthavens van de lidstaten;

  6. “visumsticker”: het uniforme visummodel in de zin van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel19 ;

  7. „erkend reisdocument”: een reisdocument dat krachtens Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad 20 door een of meer lidstaten wordt erkend voor het overschrijden van de buitengrenzen en het aanbrengen van visa;

  8. “afzonderlijk blad waarop een visum kan worden aangebracht”: het uniforme model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van reisdocumenten die niet worden erkend door de lidstaat die het blad opstelt dat is bedoeld in Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend21;

  9. “consulaat”: een diplomatieke of consulaire post van een lidstaat die gemachtigd is tot het afgeven van visa, met aan het hoofd een beroepsconsulaire ambtenaar in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen;

  10. “aanvraag”: een aanvraag voor een visum;

  11. “commerciële bemiddelaar”: particulier administratiekantoor, vervoersonderneming of reisbureau (touroperator of wederverkoper);

  12. „zeevarende”: een persoon die in enige hoedanigheid werkzaam is, is gecontracteerd of werkzaamheden verricht aan boord van een schip in de zeevaart of een schip dat internationale binnenwateren bevaart;

  13. „elektronische handtekening”: een elektronische handtekening zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 22.

TITEL II. LUCHTHAVENTRANSITVISUM

Artikel 3. Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een transitvisum voor luchthavens

TITEL III. PROCEDURES EN VOORWAARDEN VOOR DE AFGIFTE VAN VISA

HOOFDSTUK I. Bij de aanvraagprocedures betrokken autoriteiten

Artikel 4. Autoriteiten die bij de visumaanvraagprocedures kunnen worden betrokken

Artikel 5. Voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over aanvragen bevoegde lidstaat

Artikel 6. Consulaire territoriale bevoegdheid

Artikel 7. Bevoegdheid tot afgifte van visa aan onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden

Artikel 8. Vertegenwoordigingsregelingen

HOOFDSTUK II. Aanvraag

Artikel 9. Praktische voorschriften voor het indienen van een aanvraag

Artikel 10. Algemene voorschriften voor het indienen van een aanvraag

Artikel 11. Aanvraagformulier

Artikel 12. Reisdocument

Artikel 13. Biometrische kenmerken

Artikel 14. Bewijsstukken

Artikel 15. Medische reisverzekering

Artikel 16. Visumleges

Artikel 17. Dienstverleningskosten

HOOFDSTUK III. Onderzoeken van en nemen van beslissingen over aanvragen

Artikel 18. Vaststelling van de bevoegdheid van het consulaat

Artikel 19. Ontvankelijkheid

Artikel 20. Stempel waaruit blijkt dat een aanvraag ontvankelijk is

Artikel 21. Controle van de voorwaarden voor binnenkomst en risicobeoordeling

Artikel 22. Voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van andere lidstaten

Artikel 23. Beslissing over de aanvraag

HOOFDSTUK IV. Visumafgifte

Artikel 24. Afgifte van een eenvormig visum

Artikel 25. Afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid

Artikel 25 bis. Samenwerking op het gebied van overname

Artikel 26. Afgifte van een luchthaventransitvisum

Artikel 27. Invullen van de visumsticker

Artikel 28. Ongeldig maken van een ingevulde visumsticker

Artikel 29. Aanbrengen van een visumsticker

Artikel 30. Aan een afgegeven visum verbonden rechten

Artikel 31. Informatie aan de centrale autoriteiten van andere lidstaten

Artikel 32. Weigering van een visum

HOOFDSTUK V. Wijziging van een afgegeven visum

Artikel 33. Verlenging

Artikel 34. Nietigverklaring en intrekking

HOOFDSTUK VI. Aan de buitengrenzen afgegeven visa

Artikel 35. Aan de buitengrenzen aangevraagde visa

Artikel 36. Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan transiterende zeevarenden

TITEL IV. ADMINISTRATIEF BEHEER EN ORGANISATIE

Artikel 37. Organisatie van de visumafdelingen

Artikel 38. Middelen voor de behandeling van aanvragen en het toezicht op de visumprocedures

Artikel 39. Gedrag van het personeel

Artikel 40. Consulaire organisatie en samenwerking

Artikel 42. Beroep op honorair consuls

Artikel 43. Samenwerking met externe dienstverleners

Artikel 44. Versleuteling en beveiligde doorgifte van gegevens

Artikel 45. Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars

Artikel 46. Opstelling van statistieken

Artikel 47. Publieksvoorlichting

TITEL V. PLAATSELIJKE SCHENGENSAMENWERKING

Artikel 48. Plaatselijke Schengensamenwerking tussen de consulaten van de lidstaten

TITEL VI. SLOTBEPALINGEN

Artikel 49. Bepalingen betreffende de Olympische en Paralympische Spelen

Artikel 51. Instructies voor de praktische toepassing van deze verordening

Artikel 51 bis. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 52. Comitéprocedure

Artikel 53. Kennisgeving

Artikel 54. Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 767/2008

Artikel 56. Intrekkingen

Artikel 57. Monitoring en evaluatie

Artikel 58. Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II. Niet-limitatieve lijst van bewijsstukken

BIJLAGE III. UNIFORM MODEL EN GEBRUIK VAN HET STEMPEL WAARUIT BLIJKT DAT EEN VISUMAANVRAAG ONTVANKELIJK IS

BIJLAGE IV. Gemeenschappelijke lijst van derde landen uit bijlage I van Verordening (EG) nr. 539/2001 [Verordening (EU) 2018/1806] waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de internationale transitzone van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten bevinden

BIJLAGE V. LIJST VAN VERBLIJFSTITELS DIE DE HOUDER MACHTIGEN TOT DOORREIS VIA DE LUCHTHAVENS VAN LIDSTATEN ZONDER DAT EEN LUCHTHAVENTRANSITVISUM IS VEREIST

BIJLAGE VI

BIJLAGE X. LIJST VAN MINIMUMEISEN DIE MOETEN WORDEN OPGENOMEN IN HET RECHTSINSTRUMENT INDIEN MET EXTERNE DIENSTVERLENERS WORDT SAMENGEWERKT

BIJLAGE XI. BIJZONDERE PROCEDURES EN VOORWAARDEN TER VEREENVOUDIGING VAN DE AFGIFTE VAN VISA AAN LEDEN VAN DE OLYMPISCHE FAMILIE DIE DEELNEMEN AAN DE OLYMPISCHE OF DE PARALYMPISCHE SPELEN

BIJLAGE XII. JAARLIJKSE STATISTIEKEN OVER EENVORMIGE VISA, VISA MET TERRITORIAAL BEPERKTE GELDIGHEID EN LUCHTHAVENTRANSITVISA

BIJLAGE XIII. CONCORDANTIETABEL